Voordracht door Dr. Alfred Brötz
Voordracht gehouden voor de “Österreichische Astrologische Gesellschaft” op 28 februari 1985 door Alfred Brötz. Het betreft een voordracht over Astrologie en de relatie daarvan met het leven van Max Prantl.
Max Prantl - mysticus, dichter, schilder en astroloog
‘Als er een veertje op de grond valt, beeft het hele heelal’. Deze uitspraak van Lao Tse is tegenwoordig voor ons geen puur poëtisch beeld meer, want het door mystici ervaren inzicht dat alles in de kosmos met alles samenhangt wordt steeds duidelijker ook van de kant van de wetenschap bevestigd. En waar gaat de leer van de kwaliteit van de tijd’ en de cyclisch werkzame krachten – de astrologie - anders over dan over de onverbrekelijke, doorlopende samenhang van al het leven?Maar als nu het ervaren van deze eenheid, het kosmische bewustzijn het doel van de menselijke ontwikkeling is, dan is het heil voor de wereld en het lichtende voorbeeld voor iedere zoeker onder ons te vinden bij die enkelingen onder de miljoenen, die als Eeuwige Zonnen de geschiedenis doorstralen – mensen als Christus, Boeddha, Lao Tse, Zarathoestra, Meister Eckehard, Franciscus van Assisi, Hildegard van Bingen, om er maar enkele te noemen; en daarmee zijn alle heiligen in alle culturen, alle scheppers van grote gedachten, schilderwerken en muziekstukken bedoeld, maar ook al diegenen die onbekend gebleven zijn: de heimelijke in-beweging-zetters en bevorderaars van de ontwikkeling, die er steeds en in alle tijden geweest zijn. Vrijwel een ieder van ons heeft al eens een mens ontmoet die boven de anderen uitstak, die meer wist en een centrale kracht uitstraalde, die geen overtuigend argumenteren nodig had om op zijn omgeving een veranderende invloed uit te oefenen. Vaak zijn het mensen in eenvoudige posities als ambtenaren, verpleegkundigen, boeren enzovoort, vrijwel nooit beroepsmatige priesters of artsen.En de man die ik in mijn voordracht op 28 februari bij de toehoorders van de ÖAG voor het voetlicht wil halen was eveneens vrijwel geheel onbekend, hoewel hij zonder twijfel één van de zeer zeldzame echte mystici was. En wat voor veel mensen zeker interessant zou kunnen zijn: hij was bovendien schilder, dichter, astroloog en niet in de laatste plaats Oostenrijker.
Boodschap
Dat de boodschap van deze geest pas nu weer sterker tot het bewustzijn van de mensen doordringt is waarschijnlijk een typisch kenmerk van het beginnende Waterman-tijdperk. Ik zou zijn lot tot nu toe dan ook niet als typisch Oostenrijks willen aanduiden, want geestelijke waarden van een dergelijke kwaliteit worden waarschijnlijk overal slechts door een minderheid waargenomen – en overal zou een groot deel van onze tijdgenoten, in het bijzonder echter zij die wereldse en kerkelijke macht bezitten, bewust of onbewust een dergelijke onaangename, röntgenachtige analyse van de menselijke natuur doodzwijgen en de gedachten van vrijheid onderdrukken. Niemand kan over zijn eigen schaduw heen springen. ‘Wie voldoende geslapen heeft, wordt vanzelf wakker’ (uit: ‘Die Antwort der Engel’ door Gitta Mallasz).
‘God is in alle mensen, maar slechts weinig mensen zijn in God’ (Ramakrischna). Bij ons allemaal is de weg naar ons Zelf min of meer bedolven en versperd. De meesten drijven met de stroom mee. Het is kennelijk een voorwaarde om bij de bron terug te komen, dat met tegen de stroom van de tijd in zwemt. Maar wat een tegendruk, wat een consequenties! Om die reden heb ik steeds bewondering gekoesterd voor die vechters die hun leven gaven voor hun overtuiging, en ik geloof dat ik tegenwoordig beter begrijp waarom zo velen op hun tijd stuk moesten lopen, op zijn minst wat hun persoonlijkheid betrof; op de een of andere manier bestaat er een eigenaardige verbinding tussen mensen als Hölderlin, Nietzsche, Van Gogh, Trakl, Wittgenstein tot aan Max Prantl toe, over wie hier gesproken zal worden.
Wat Prantl ons in een door moord, terreur, onderdrukking en natuurvernietiging geteisterde tijd wil zeggen is uitermate actueel voor ons, want het levensvijandige heeft in deze tijd deels verfijndere, geraffineerdere, als beschaafd gemaskeerde vormen aangenomen en verbergt zich dikwijls zelfs achter schijnbaar vooruitstrevende doelen. Juist door de michaëlische geest van Prantl kunnen wij leren te onderscheiden en alle vormen van angst in onszelf leren doorzien en afbreken – de angst die de grootste belemmering bij geestelijke ontwikkeling is.
Nu is het voor een gewone sterveling bijna onmogelijk om iets te zeggen over iemand anders die in ontwikkeling veel verder is dan hijzelf – en wat mystieke verlichting betreft zijn de uitspraken van alle mystici gelijkluidend, namelijk dat woorden daarvoor niet meer toereikend zijn. Prantl zegt het als volgt: ‘... geen woord op de hele aarde is waar. Woorden kunnen enkel naar de waarheid toe leiden of er misleidend van wegvoeren. Daar moeten jullie hun waarde aan afmeten. Woorden die naar de waarheid toe leiden moet je in ere houden en liefhebben. Maar klem je in geen enkel opzicht angstig vast aan het aardse, ook niet aan woorden. Woorden zijn schillen, tekens, symbolen voor een onuitsprekelijke inhoud, die in jezelf tot levende waarheid moet worden…’.
Toen mij door de ÖAG voorgesteld werd om een voordracht over Max Prantl te houden was de beslissing niet gemakkelijk, want ik was het absoluut niet gewend. Maar ik voelde dat het geen toeval was en dat ik het moest doen. De bevestiging daarvan kreeg ik op het laatst een paar uur vóór de voordracht, toen meneer Belcsák de combinatie Belcsák/Brötz in de computer invoerde. Tot stomme verbazing van ons beiden kwam er een Asc tevoorschijn, die tot op een graad nauwkeurig met de Asc van Max Prantl overeenkwam. Op deze graad staat bovendien mijn Jupiter, wat u mijn instelling ten opzichte van Prantl nog extra kan illustreren.
Ik heb geprobeerd om een paar grote lijnen van deze complexe persoonlijkheid te schetsen en o.a. vast te stellen hoe een verlichting, als die al plaatsvindt, zijn astrologische neerslag heeft. Omdat ik een zo afgerond mogelijk totaalbeeld van zijn leven en werk wilde geven, war er dus maar één vorm mogelijk: met een groot eerste deel dat uit eigen getuigenissen, biografische notities en oordelen uit zijn en onze tijd bestaat. Mevrouw Lotte Ingrisch, die ik als ‘geestelijke zuster’ van Max Prantl zou willen aanduiden, heeft o.a. met twee artikelen in de ORF en in het tijdschrift ‘Esotera’ de publieke aandacht op hem gevestigd. Ik zal hier citaten uit zijn hoofdwerk en haar commentaar dooreenvlechten. Nu dus naar het geboortebeeld van Max Prantl.
Het geboortebeeld
Voor een goed begrip van mijn astrologische werkwijze wil ik nog opmerken dat de Münchner Ritmeleer de grondslag van mijn astrologie vormt. Bij de belangrijkste onderzoekingen in de tijd zal ik het directiesysteem van de ÖAG ook gebruiken, en het was verheugend voor mij om te constateren dat er bij beide resultaten voor een deel frappante overeenstemmingen naar voren kwamen. Voor hen die met de Münchner Ritmeleer niet vertrouwd zijn wil ik graag uitleggen dat deze fundamenteel van de vier kwadranten uitgaat, als de vier oer-grondslagen van het Zijn in de zin van Aristoteles.
Het 1e kwadrant is de materiële oer-grondslag en heeft betrekking op de lichamelijke kant van de mens, het 2e kwadrant geeft het aandeel van de ziel weer, het 3e dat van de geest en het 4e is datgene wat bewerkstelligd werd. Het systeem is excellent om reden dat daarmee ook aan de gebeurtenissen een plaats gegeven kan worden. Vereenvoudigd uitgedrukt vindt de duiding in drie stappen plaats, overeenkomstig een hiërarchie in de aanleg.
1. De Asc geeft het fundamentele materiaal van de aanleg weer, 2. de Zon zet het om in leven en 3. het MC geeft het resultaat weer, de som van het geheel.
Bij de ritmische uitwerking van 7 jaar per huis in de richting van de klok kan men dan nagaan, op welk moment in de tijd de afzonderlijk aanleg-kwaliteiten (planeten) aangetroffen worden c.q. naar voren treden. In het voorbeeld van Prantl zouden dus de eerste 7 jaren het accent op Weegschaal hebben (Asc - midden 12e huis. Men doorloopt dus het 12e huis maar draagt de zeven-deling ook over op het 2e huis omdat Venus, de heerseres van Weegschaal, zich daar bevindt. In een opeenvolging in de tijd zouden derhalve in de eerste 7 jaar de volgende planeten hun invloed kenbaar maken: Jupiter na een jaar, Venus na krap anderhalf jaar, Mercurius met vierenhalf en de Maan met vijf jaar.
Verder gebruik ik hier twee factoren die waarschijnlijk niet algemeen bekend zijn en die voor het eerst door Landscheidt in de duiding zijn betrokken. Dit zijn het ‘galactische Centrum’ (het centrum van onze Melkweg) en de ‘Apex’, dat is een punt in het sterrenbeeld Hercules, waar ons zonnestelsel naartoe beweegt. De beweging is zo gering (ongeveer een boogminuut per jaar), dat dit punt pas door exacte aspecten in de radix individuele betekenis krijgt (orb minder dan een graad). De planeet die een aspect met het Galactisch Centrum maakt heeft dan voor de betrokkene ‘centrale betekenis voor het innerlijk evenwicht’, bij een aspect met de Apex krijgt hij een ‘richting gevende betekenis’.
Met betrekking tot de radix van Prantl kunnen we nu vragen (zie hor. 1): Wat heeft hij als materiaal ter realisering meegekregen, wat wil hij tot leven brengen? Bij de ritmische uitwerking van 7 jaar per huis in de richting van de klok kan men dan nagaan, op welk moment in de tijd de afzonderlijk aanleg-kwaliteiten (planeten) aangetroffen worden c.q. naar voren treden. In het voorbeeld van Prantl zouden dus de eerste 7 jaren het accent op Weegschaal hebben (Asc - midden 12e huis. Men doorloopt dus het 12e huis maar draagt de zeven-deling ook over op het 2e huis omdat Venus, de heerseres van Weegschaal, zich daar bevindt. In een opeenvolging in de tijd zouden derhalve in de eerste 7 jaar de volgende planeten hun invloed kenbaar maken: Jupiter na een jaar, Venus na krap anderhalf jaar, Mercurius met vierenhalf en de Maan met vijf jaar.
Bij de Asc in Weegschaal is gegeven: het opnemen van beelden, contactvaardigheid, vermogen om dualiteiten tot evenwicht te brengen, vermogen tot harmonie; volgens Prantl zelf heeft Weegschaal als belangrijkste betekenis het scheiden der geesten’, dus het scheiden van wat verschillend van aard is en ook het verbinden van wat geestelijk bij elkaar behoort, in de zin van ‘ontbind en bind’. We kunnen nu zien waar deze aanleg op doelt. Venus als heerser van de Asc bevindt zich in het 2e huis in Boogschutter in conjunctie met Jupiter in zijn eigen teken; Venus en Weegschaal staan dus in dienst van het leidende en ontwikkelende beginsel van de Christuskracht, zoals Prantl zelf Jupiter uitlegt.
Dat dit vooreerst nog latente bestand aan krachten en begaafdheden in het 2e huis ook het kunstzinnige talent inhoudt is duidelijk, te meer daar Venus en Jupiter bij de equale huizentoepassing die Prantl gebruikte (volgens J. Vehlow – redactie) reeds in de nabijheid van het 3e huis staan – ze staan direct in het gebied van het weergeven. Terwijl iedere werkelijke kunst religieus is, is dat in dit geval heel in het bijzonder zo, omdat Jupiter alles tot het weidse en ideële verhoogt.
Zoals ik van zijn zuster Elisabeth vernomen heb was hij ook muzikaal heel begaafd. Hij componeerde en kon meeslepend improviseren. In dit verband kan een kleine anekdote Prantls spontane humor illustreren, die vaak aan de dag trad als hij de zijnen wilde opvrolijken. Toen Prantl bij de toenmalige dirigent van het Tiroler Landestheater, Nessler, pianoles wilde nemen, stelde deze hem direct bij het begin op de proef door hem een melodie voor te spelen die Prantl moest herkennen. Het antwoord kwam prompt: ‘Jozef Groen’. Nu was Nessler op zijn beurt een ogenblik op de proef gesteld, tot vrolijk genoegen van beiden. Het antwoord was natuurlijk goed, want het ging om een melodie van Giuseppe Verdi.
De engel met het zwaard
Terug naar de radix: de Zon laat ons nu zien hoe en op welke wijze deze aanleg tot leven wordt gewekt, het is de weg van opstelling en realisatie, in deze zin ook de hogere geestelijke taak. Deze staat in het 1e huis in Schorpioen in nauwe conjunctie met Mars. Duidelijker kunnen de symbolen van een strijder waarschijnlijk niet uitgedrukt zijn. Het beeld van de ‘engel met het zwaard’ krijgt scherpe contouren. Het motief van Weegschaal wordt dus samen met een hartstochtelijk strijdershart compromisloos, met absolute trouw aan zijn leidende ideeën en hogere opdracht uitgevoerd, want Pluto staat in het 9e huis; verder staat de Zon in relatie tot het 10e huis omdat daarin het teken Leeuw besloten ligt, waardoor de strijd en de scheiding der geesten zijn beroep of liever: zijn roeping was.
Deze strijd en de psychische identificatie met de realiteit maakt het belang van deze man uit en geeft hem als het ware de bovenpersoonlijke, verplichtende invloed die van hem uitgaat, vooral omdat het 10e huis Kreeft en Leeuw omvat. In dit verband is het nog van belang dat de Zon en Mars in het 1e huis tevens in dienst van Venus-Jupiter staan – inderdaad zegt hij ergens dat hij voor Christus de weg vrij wil vechten.
Behalve deze grondstructuur vallen natuurlijk direct de twee opposities Mercurius-Saturnus en Uranus-Neptunus op, die in harmonische verbinding met elkaar een ]zogeheten ‘magische rechthoek’ (of begaafdheids-figuur) vormen (zie hor. 2). Tevens staan er twee drakenfiguren in zoals bij de doodshoroscoop. Uranus op het IC, het punt van het onderbewustzijn, op het bronpunt van de ziel, waar het diepere gevoel in de zin van het in-zichzelf-ontdekken naar boven komt, is als het bliksemend oplichten of belichten van psychische inhouden. Neptunus in culminatie, in het gebied van het bovenbewustzijn, als kenmerk van de visionair. Dat deze beelden voor hem heel wezenlijk waren, laat ook het 150°-aspect met het galactische Centrum zien. Iets zwaars, onverbiddelijks, noodlottigs ligt er in de oppositie Mercurius-Saturnus, vooral omdat deze in de huizen 2 – 8 valt. Hier wordt de zwaarte van zijn offergang heel begrijpelijk voor ons. Dat dit offer tot in het psychische gebied reikte wordt duidelijk door de betrekking tot het 1e kwadrant. En inderdaad zullen we aansluitend kunnen constateren dat deze oppositie bij ziekte steeds aangesproken werd. ‘Met de ogen van de Waterman, die van ons nieuwe tijdperk, hebben wij de Indische goeroes en de indiaanse sjamanen ontdekt. In het westen treedt de oude mystiek van het oosten ons als een nieuwe natuurwetenschap tegemoet. Twee drugs brengen ons bewustzijn in een kosmische roes: moderne techniek en de toverplanten van het verleden. De ‘andere’ wereld opent zich. Schrikken wij, als we plotseling begrijpen dat de ‘wachter op de drempel’, die wij als vreemdeling in de verte zochten, de hele tijd als broeder vlak naast ons stond? Wij schrikken.
Mystieke reis
‘Gisteren, zondag 1 augustus 1948, gebeurde er iets zo onbegrijpelijks. Sinds vele jaren had ik er een vermoeden van, dat ik vlak voor de poort van een niet te vatten, geweldige wereld stond. Maar ik kon de grendel niet vinden die de deur nog voor mij gesloten hield, want ik was blind, blind van angst, zoals ik nu weet. Nu werd ik ziende, nadat ik alle angsten die een mens kan voelen, ongegronde en gegronde, doorleefd en van mij afgeworpen had. Ik werd ziende, ik vond de grendel en de poort sprong open; het werd licht in mij en om mij heen, zo onbegrijpelijk plotseling, zo verpletterend, alsof midden in de nacht de zon met een donderslag boven de horizon geworpen werd'.
Zo begint Max Prantls mystieke reis. Hij was destijds vijfendertig jaar - de klassieke leeftijd voor het ervaren van kosmische bewustzijn, verlichting. De mens is een slaper, de mens is een dromer. Als hij ontwaakt is de droom, is de slaap, is hijzelf er niet meer. Het langzame ontwaken noemen we 'evolutie', en het plotselinge: 'mystiek'. In werkelijkheid is mystiek echter niet meer dan het einde van onze oude ontwikkeling en, misschien, het begin van een nieuwe. Luisteren we naar wat een ontwaakt mens zegt:
‘De laatste maanden beleefde ik mijzelf dikwijls als een lichaamloos wezen, als iemand die in het onaardse rondwandelt. Sindsdien kon ik mijn innerlijke krachten vrijmaken en uitstralen, een blauwwit, verblindend aartsengelvuur om te strijden met de duivelse machten, en een purper-violet licht (dat ik echter beter fluweelrood kan noemen), dat ik als ‘straling van vrede’ voelde. Maar ik voelde dat het mij nog aan één straling ontbrak: die van de vreugde' .
Max Prantls leven was triest. Als schilder en dichter bleef hij miskend, en slechts weinigen spitsten de oren toen hij een nieuw tijdperk verkondigde. ‘Ik heb’, zegt Max Prantl, ‘op schokkende wijze het geheim van de vrijheid beleefd’.
‘En toen gebeurde het. Met een geluidloze en toch verpletterende slag, zoals wanneer er een granaat of een bliksem vlakbij inslaat, zodat men in een vermorzelend lichtschijnsel staat maar geen geluid meer hoort, scheurde de diepste en de hoogste grond van mijn wezen in mij open. Reeds maandenlang kon ik daar binnenvliegen, maar ik zag die altijd boven, buiten mijzelf. Ik voelde mijzelf in het middelpunt van een ruimte, die echter ook ‘ikzelf’ was. Boven dat middelpunt stroomde een levendig, verterend vuur als een levende zon. Het kwam deze ruimte niet van buitenaf binnen maar stroomde er binnenin. Onderaan stond een zacht ademend, blauwachtig licht, dat zich in de diepte als in een afgrond verloor. Dat zag ik in een onmetelijk kort ogenblik. Toen was alles een gouden vuurzee. Met een schok trof mij het besef: mijn goddelijke en mijn aardse wezensdelen hebben zich verenigd. ‘Boven’ en ‘beneden’, mijn hogere en lagere ik, geestelijke mens en aardse mens zijn één: de mystieke bruiloft. Wat er intussen met mijn lichaam gebeurde weet ik niet. Ik leefde zonder mijn lichaam, en vond het later pas terug. Als een geheel ander mens stond ik weer op. Het was alsof een afgrond mij scheidde van mijn leven tot dan toe. Deze afgrond is de mystieke dood'.
Met deze beschrijving van zijn mystieke ervaring zijn we tot het brandpunt van zijn leven doorgedrongen, tot het waarschijnlijk belangrijkste jaar van zijn leven, 1948.
Brandpunt 1948
Hier vond hij de geestelijke vervulling, maar tevens de eerste werkelijke erkenning van zijn scheppend werk als schilder. In dat jaar ontving hij van prof. Boeckl de kunstprijs van Wenen. Laten we zijn verlichting astrologisch onderzoeken; eerst aan de hand van een totaalbeeld (zie hor. 3), waarin u aan de binnenzijde de radix ziet en in de buitenste ringen van binnen naar buiten de progressieve posities, zonneboog en transits. De 7-jaar-periode van 35-42 is aan de rand verduidelijkt. De driehoekige pijlen op de binnenste gradenverdeling duiden het punt van de ritmische uitwerking aan. Bij zijn verlichting was dus de conjunctie Venus-Jupiter actueel. Deze conjunctie in Boogschutter is, zoals we reeds bij de interpretatie van het geboortebeeld hebben gezien, van buitengewone betekenis. Terwijl ze heel in het algemeen geluk en harmonie belooft, werd hier klaarblijkelijk het hoogst denkbare niveau van deze krachtencombinatie beleefd als extatische liefdesvereniging van de aardse en goddelijke wezensdelen van de eigenaar van de horoscoop, als diepste openbaring van de goddelijke liefde. Toen ik deze uitwerking zag, dacht ik daarbij aan het werk van Belcsák over de dromen (= innerlijk schouwen en openbaring), waarin de rol van Jupiter extra benadrukt wordt. Is het niet zo dat men steeds wanneer het om hogere kennis, intuïtie en inspiratie gaat, vooral eerst en bijna uitsluitend naar de trans-saturniërs kijkt en daarbij gemakkelijk over het hoofd ziet wat voor centrale rol Jupiter (Boogschutter, 9e huis) daarbij speelt? – Jupiter, het beginsel van inzicht en begrip voor al het leven buiten het Ik. De volgende aspecten mogen dit nog onderstrepen:
Jupiter progr. bereikte het Galactische Centrum rad. en markeert verder een inzicht dat voor het innerlijke evenwicht van Prantl en bovendien dat van de hele wereld van centrale betekenis was. Jupiter voortgaand bereikte exact Jupiter rad. Maan, Venus en Uranus progr. verzamelen zich op dit tijdstip bij IC-Uranus rad., dus bij de onderste pool van die oppositie die de visionaire begaafdheid van Prantl eenduidig laat zien, en wijzen op het plotseling oplichten of belichten van psychische inhouden. Opvallend is nog dat ook het Galactische Centrum in de beweging van de zonneboog juist bij deze plaats IC-Uranus komt. Venus-Uranus voortgaand kwamen precies op de radix-Pluto, waardoor de bovenpersoonlijke liefde tot het plotseling naar voren springende beeld wordt. MC regr. bereikt deze radix-Pluto eveneens. Kan man daarin het bewustworden van zijn ware geestelijke naam zien? Want ook dat gebeurde in deze dagen: nauwelijks had hij een poort naar het licht opengeduwd, of de demonen dringen op hem aan, honderden gestalten, sommige fel oplichtend, grijnzend achter hun engelenmaskers. Ze spreken tegen hem, hij leest hun woorden als gedachten die in hun gestalten vibreren. Ze brengen hem in verzoeking met macht en schitterende namen Weerzin grijpt hem aan.
De strijdkreet
'Nee. Mijn naam geef ik mijzelf! Vanuit mijn diepste innerlijk kwam er een naam in mijn bewustzijn. Een heel gewone naam. Heel velen mensen dragen hem. Maar ik voelde: dit is mijn naam. De innerlijke naam beduidt het wezen. Het wezen, zoals ik mijzelf in de geestenwereld heb herkend, wil ik ook hier op aarde zijn'.
Tegelijk met de naam stijgt er een melodie in hem op, nuchter en hard als een strijdkreet, en ook deze herkent hij als van hemzelf. Gevolg gevend aan een plotselinge impuls slingert hij zijn naam met deze melodie de zielenwereld in. De naam staat als een stromende en wiegende lichtbaan boven de wereld en lost dan op in een in de verte weergalmende, rommelende donder die hem ijselijk diep aangrijpt. De lichte gestalten zijn verdwenen. Laat de mensen die hun traditie van rationalisme nog voor de algemeen geldige houden, en psychiaters die tot nu toe nog niet de socratische wijsheid van ‘Ik weet dat ik niets weet’ hebben bereikt, voortgaan met hun oordelen uit te spreken. Ik vecht hun oordeel over de mysticus Max Prantl niet aan, maar geloof hem wanneer hij zegt: ‘Mijn weg als mens met vermoedens en dromen is voltooid. Ik ben ontwaakt. Ik ben een Eeuwige Zon. Licht uit het Oerlicht, ik ben de oneindige liefde’.
‘Christus is de leidende ster in de nacht van hen die in geestelijk opzicht dromen. Om mij heen is het geen nacht meer, om mij heen is het licht van de ochtend. Ik ben de hoeder van de drempel naar oneindige vrijheid en oneindige liefde. Ik wek de dromers die rijp zijn om te ontwaken, die willen ontwaken, en leid hen over de drempel, nog in dit aardse leven of in de dood’.
Mystieke ervaringen
Maar laten we de sporen van zijn mystieke ervaring verder volgen; kijken we naar de progressieve en de regressieve horoscoop voor 1948 (zie hor. 3 en 4): We zien een ingressie: Venus-Uranus op regr. MC; de Zon progr. Conjunct met het 3e huis rad. (Regiomontanus) en nog een reeks andere aspecten die men uit de tekening kan halen laten naar mijn mening de conclusie toe, dat ook het ervaren van een verlichting niet geheel en al buiten de horoscoop staat, maar net als al het andere zijn kosmische overeenstemming bezit. Het moeilijkste in de astrologie is volgens mij om steeds het juiste niveau begrijpen waarop een planetair beginsel uitwerkt; dat hangt samen met de omstandigheid dat men, ook volgens Prantl, de eigenlijke ontwikkelingsrijpheid van een mens (Ring: ‘Ontwikkelingsniveau’) niet of vrijwel niet uit de horoscoop kan opmaken. Wat betekent bijvoorbeeld het beginsel Uranus voor een steen, voor een plant, voor een dier, voor een ongedifferentieerde c.q. uiterst complexe mens? Maar om nogmaals op Prantls licht-ervaring terug te komen: het is toch een onmiskenbaar feit dat zo’n ervaring, zoals het woord verlichting al doet begrijpen, altijd van licht vergezeld gaat. Hogere kennis is altijd verbonden met een toename aan energie die uitstraalt, de gehele mens doorstraalt en de omgeving van licht vervult (heiligen-aura). Heel vaak wordt de zon als gelijkenis erbij gehaald. Landscheidt heeft er bij één van zijn voordrachten in Innsbruck echter op gewezen, dat lichtverschijnselen in de chromosfeer van onze echte zon vaker aan die kant van de zon voorkomen die naar het galactische centrum van onze Melkweg gekeerd is. Men kan er zeker van zijn dat door de centraalzon geestelijke informatie naar onze zon wordt gezonden (waarbij gravitatiegolven als overdrachtsmedium dienen). Vervolgens was hij van mening dat deze zonne-erupties – vanwege hun flakkerende licht worden ze ook wel ‘flares’ genoemd – tegelijkertijd vlammen van inzicht zijn, omdat ze zulke geweldige energieën vrijmaken die onvermijdelijk met geestelijke informatie gepaard gaan. En het is volgens hem veelbetekenend dat ook bij mystieke ervaringen inzichten als identiek met lichtverschijnselen ervaren worden. De magneetvelden van onze aarde zijn, zoals men heeft vastgesteld, ook niets anders dan informatiedragers c.q. ontvangers en doorgevers van zulke geestelijke impulsen – men heeft het botsen van de zonnewind op ons magneetveld zelfs hoorbaar kunnen maken. Dat geeft een wonderlijke muziek (‘Nada Brahma – Die Welt ist Klang’ door Joachim Ernst Berendt).
Wat de uiterlijke levensloop van Max Prantl betreft heb ik helaas maar weinig gegevens tot mijn beschikking. Het gezin Prantl stamt van moederskant uit het Wipptal, van vaderskant uit het Achental. Max, zijn twee broers en zijn zuster kwamen in Mühlau ter wereld. Mühlau, dat noordelijke stadsdeel van Innsbruck – dit wil ik terzijde even noemen – schijnt van oudsher een bijzonder interessante plek te zijn; men zou het bijna de ‘culturele hersenen’ van het toenmalige Innsbruck kunnen noemen. Trakl heeft daar en tijdlang bij zijn begunstiger Ludwig von Ficker, de stichter en uitgever van de ‘Brenner’, gewoond en gewerkt, Karl Dallago, Leitgeb, Graf Hermann von Keyserling en zijn wijsheidsschool waren daar, verder de schilders Riß en Schnegg, om er maar enkele te noemen. Karl Kraus heeft eens gezegd dat hij met zijn ‘Fackel’ niet met de ‘Brenner’ kon concurreren. De opgroeiende mensen werden dus nog omgeven door het frisse, open, cultuurbewuste klimaat tussen twee oorlogen in, in het overigens zo ‘zwarte’, traditionele Tirol. Max was sinds zijn vroegste jeugd ziekelijk, leed reeds in de eerste jaren aan astma, op zijn twaalfde aan tbc; in deze tijd valt ook een verblijf in een kuuroord in Zuid-Tirol, waar hij bij een val op een platte rots een leverkwetsuur opliep, met 19/20 jaar voorhoofdsholteontsteking en aansluitende operatie. Verantwoordelijk voor deze levenslange gevoeligheid is de oppositie Mercurius-Saturnus van 2 tot 8, die steeds een zwakke lichamelijke afweer met zich meebrengt. Ook in de tijd werkt juist deze oppositie iedere keer ritmisch uit, inclusief een oorlogsverwonding in het voorjaar van 1945 op de leeftijd van 32,5 jaar. Voor deze laatste bestond er een parallele constellatie in de progressieve horoscoop: MC progr. vierkant Mercurius-Saturnus rad., en ook Mars voortgaand vierkant Mercurius-Saturnus rad. Zon-Maan progr. conjunct met Jupiter-Venus rad. betekent daarbij waarschijnlijk de relatief goede afloop: zijn elleboog raakte verbrijzeld. Al op het gymnasium werd Prantl een genie genoemd. Hij was bij de Maria-studentenvereniging en vertelde in deze tijd tegenover pater Miller van zijn helderziende ervaringen. Belemmerd door zijn zwakke gezondheid als hij was, kon hij de door hem nagestreefde medicijnenstudie niet voltooien. Zijn begaafdheid als schilder was even geniaal als zijn taalkundige gave. In een veldpostbrief schrijft hij:
‘Een september negentienvierendertig. Het is eigenaardig, hoe mij zo nu en dan steeds opnieuw het idee om medicijnen te gaan studeren als een storm overvalt. Ook deze keer kwam het als een plotselinge koorts. Ik had al bijna het besluit genomen om na de oorlog arts te worden. Toen pakte ik mijn horoscoop en zag dat er zo'n veertig bindingen met de kunst tegen twintig met medicijnen c.q. ziekte bestaan'.
‘Tweeëntwintig september. Nu zit ik weer zo vol mooie plannen, muziek en schilderijen, dat ik haast de grond onder mijn voeten kwijtraak. Bovendien staat steeds weer de onopgeloste kwestie van het artsenberoep te dringen. Mijn drang tot onderzoeken strijdt met de visioenen, die sterker zijn. Alleen: ik moet helpen. En doe ik dat met de kunst in voldoende mate? Het is ook de wil om macht te hebben over lichamen en zielen, die mij ertoe dringt om arts te willen worden.
‘Wat de grote wereld van mensen betreft zal ik eenzaam zijn'. Dat bleef hij, terwijl hij door de tijd tussen ruïne en economische opleving heenging als door een woestijn. Wie zou de zuivere geest van zijn sprookjes begrijpen? Wie zijn schilderijen van bloemen, waarvan de ziel als licht uit alle kelken stroomt?’
Ommekeer
In 1938, de tijd dat Hitler Oostenrijk binnenviel, wijzen de astrologische symbolen duidelijk op een beslissende levenscrisis. In het 7-jaarsritme komt men met bijna 27 jaar in het 9e huis bij Pluto, die hier staat voor een verandering in leidende denkbeelden in wereldbeschouwend opzicht. Door Pluto wordt tevens de combinatie Zon-Mars in Schorpioen aangesproken, zodat men kan vermoeden hoe verleidelijk de op strijd gerichte houding van het nationaal-socialisme voor de 26-jarige geweest zal zijn, aangezien hij zich mogelijk juist in deze tijd van zijn eigen strijdbare levenstaak bewust was geworden – die evenwel in een heel andere, ja volkomen tegengestelde richting zou wijzen. In dat jaar valt ook zijn uittreden uit de katholieke kerk. De progressieve en de regressieve horoscoop laten eveneens heel markante, zeldzame constellaties zien: de Asc progr. conjunct met Zon-Mars rad., Asc regr. conjunct met de Maan rad. In 1943/44 doorzag hij Hitler en de ware drijvende kracht achter het nationaal-socialisme, maar ook de rol van Churchill, Stalin en Roosevelt; in brieven probeerde hij de zijnen in half gecodeerde vorm hierover in te lichten, wat bij de toenmalige censuur gevaarlijk was. In de laatste oorlogsjaren moet er een geweldige strijd in hem hebben plaatsgevonden, en hij voorvoelde reeds dat hij op iets groots afstevende. Van de transformatie die toen plaatsvond verhaalt zijn hoofdwerk ‘Het stralende hart’ (Duitse titel: ‘Licht aus der Herzmitte’). In deze jaren ontwikkelde hij een overvloed aan kunstzinnige concepten. Een paar zinnen uit een veldpostbrief uit die tijd kunnen u wellicht zijn innerlijke gesteldheid van toen duidelijker maken:
'De dood ging als een ploeg door mijn hart en scheurde de diepste diepten open. Achter de Godsberg gaat mijn levenszon onder. Er komt een nieuwe op, die geen naam meer heeft...' .
En voordien, in de schemering, de verlatenheid tussen twee werelden: 'Ik wacht zo vurig op een brief van jou, hoewel het haast onbehoorlijk is, want je hebt mij immers pas nog geschreven. Het is alleen maar omdat ik mij zo eenzaam voel dat ik soms miauw (maar zachtjes, en enkel bij wijze van grap). Mijn kameraden zijn in veel opzichten als kleine kinderen. Mij staat een grote verandering te wachten...'.
Mystieke zonsopgang
Als vijand van sekten en gedresseerd ontwaken’ raadt de Oostenrijkse mysticus één enkele oefening aan, die natuurlijk wel dikwijls en steeds weer opnieuw gedaan moet worden: ‘Laat je lichamelijke hart, alleen als aanschouwelijke voorstelling, opvlammen tot een stralende zon en zeg tegen jezelf: ‘Mijn goddelijk erfdeel licht als zaligheid, vrijheid, licht en liefde in mij op. Ik laat mijn hele lichaam vullen met dit licht; ik laat het bovendien nog naar buiten uitstralen, tot het in mij en om mij heen helder licht wordt als de zon. Deze mystieke zonsopgang, die jij in je materiële lichaam alleen als aanschouwelijke voorstelling beleeft, is in het stralenlichaam van je bewustzijn een direct werkzame, zichtbare realiteit. Met het vuur van jouw goddelijke wil verbrand je letterlijk en werkelijk alle zwartheid en vervormingen van je bewustzijn.’
Zijn God stond boven’ de kerken, een voorbij alle horizonnen bruisend vuur, een voorbij alle grenzen en begrippen laaiend licht’. Brandend spreekt Max Prantl tot ons: ‘Ik ben de dood, de kracht van transformatie. Ik, Michaël...’. De innerlijke naam. Het wezen. De strijder. Herinneren wij ons de betekenis van deze aartsengel! Hij is de wachter op de drempel, wachter op de grens tussen dag en nacht. Hij zendt de dromen en hij interpreteert ze ook. Hij is de blauwe engel des doods, die onze zielen tegen demonen beschermt en naar gene zijde geleidt. Hij geneest de zieken en overwint de chaos, de draak der duisternis. Michaël is de boodschapper van het licht. De Grieken noemden hem Hermes, de Indiërs Indra, de Babyloniërs Mardoek. Alle sjamanen werken vanuit het wezen van Michaël, want hij verbindt de wereld met God.
Aan het eind van zijn boek staat: ‘ Nu vragen jullie mij: Is dat allemaal waar? Ik zeg jullie: Geen woord van dat alles is waar. Mijn woorden komen uit het diepst van mijn hart. Ze zijn eerlijk en kunnen tot het uiterste serieus genomen worden. Daar sta ik met mijn volle aardse en innerlijke naam voor in. Maar mijn woorden zijn noch waarheid, noch dwaling, noch leugen. Ze zijn een weg naar de waarheid. Niets aards kan waarheid zijn. Geen woord op de hele aarde is waar. Woorden kunnen alleen naar de waarheid toe leiden of er bedrieglijk vandaan voeren. Woorden zijn schillen, tekens, symbolen voor een onuitsprekelijke inhoud, die in jullie zelf tot levende waarheid moet worden’.
Hoe is iemand, die het waagt om op die manier te spreken? "MS Mincho"'>Elisabeth, zijn jongere zuster, antwoordt: 'Eenvoudig, bescheiden, zonder pretenties. Geen pathos. Hij kleedde zich heel eenvoudig, hield van kleuren. Aan stijve kragen en stropdassen had hij een hekel. Bij bijzondere gelegenheden droeg hij een zwart ribfluwelen jasje. Hij woonde op een eenvoudige kamer met een vleugel in de Anton-Rauch-Straße 41 in Innsbruck. Hij hield van bloemen en dieren en, in zijn jeugd, van edelstenen, die hij evenwel niet als sieraad droeg.’
‘Max was 1 meter 86 lang, slank, tenger. Hij had wondermooie bruine, stralende ogen. Bij intensieve innerlijke activiteit kregen die een groene zweem. Zijn handen waren slank, zijn stem warm, welluidend, liefdevol. Hij de meest hulpvaardige, ridderlijke mens...'
En hijzelf? ‘Er is teveel in mij dat vernietigt. Ben ik dan niet genoodzaakt mijn hele leven alleen te zijn? Ik ga door steeds weer nieuwe transformaties heen en moet in woede en hartstocht steeds weer opnieuw alle bindingen verbreken die mij daarin belemmeren. Mijn liefde verwarmt niet, ze brandt. Ik weet dat ik tot het verdoemde en toch zo zalige volk behoor van hen, die met duivelsarmen het licht omhoog tillen. Het is niet de weg van de zonnekinderen...'
Het verschijnen van zijn voornaamste werk Het stralende hart’ in 1949 riep heftige kritiek op, in het bijzonder van katholieke zijde. Pater Suso Braun zei: ‘Dit boek zou verbrand moeten worden!’ Er vielen oordelen als demonie van onduidelijkheid, begripsverwarring’ en in een kritiek in de pers stond te lezen: ‘Een boek dat op verschillende religieuze gebieden probeert te stropen. Het heeft een sektarisch karakter zonder een eigen standpunt in te nemen. Het is niet duidelijk waar het naartoe wil. Bij het lezen ervan moet men denken aan een woord van Kierkegaard: Hoe minder geest, hoe minder angst’. De hevigste aanvallen kwamen van de kant van de Jezuïeten. Vervolgens is het boek waarschijnlijk op de katholieke Index gekomen en verdween het uit zicht, maar ik weet dat de weinige exemplaren die nog in omloop zijn als een schat gekoesterd worden. Het waren niet weinigen, die hem begrepen en erkenden. De schrijver Emmerich Hirt zei over zijn boek: Er is iets groots gebeurd’, en in het Kulturbericht’ van de Tiroler Landesregierung stond op 28 oktober 1949: Een boek dat geen literatuur of filosofie wil zijn, maar uit schokkende confrontaties met de onzichtbare machten van het leven, uit visioenen en mystieke ervaringen is voortgekomen. Het gaat over God, over het kwaad, over de ziel en het deel dat zij aan beide heeft, over geboorte en wedergeboorte, over vrijheid, leed, verlossing.
Als men het in een categorie zou willen onderbrengen, dan zou men het een plaats tussen theosofie en mystiek moeten toewijzen, het is een gedachtewereld die sterk door Boeddha en christendom beïnvloed is maar in feite toch buiten het christendom staat. Wat het boek een hoge mate van betrokkenheid zal verzekeren is de omstandigheid dat daarachter een kring van mensen staat en dat het uit de uitwisseling van hun innerlijke belevenissen, uit gesprekken en brieven is voortgekomen’.
Wat zijn astrologische werk betreft wil ik u op zijn minst een grove schets daarvan geven; als u zich er nauwkeuriger mee bezig wilt houden kunt u immers het boek Astrologie’ van Max Prantl bestuderen, het is helemaal niet omvangrijk, maar naar de inhoud gerekend heel kostbaar. Ook zijn astrologische werk neemt evenals al het andere een buitengewone positie in, het valt nergens mee te vergelijken.
Vehlow’s leerboeken zijn de enige die hij bij mijn weten bestudeerd heeft, maar behalve de equale huizenindeling kan men nauwelijks enige beïnvloeding van deze kant merken. Hij het wezenlijk dus inderdaad alleen uit zijn bovenzinnelijke schouwen verkregen hebben.
Uitgangspunt is het bewustzijnsbeeld van de mens. Dit is niets anders dan het bovenzinnelijke stralenlichaam van de mens, dat volgens zijn beschrijving ongeveer tot aan de uitgestrekte handen en tot de knieën reikt. De grafische weergave van het geboortebeeld moet men als een loodrechte snede door dit bolvormige stralenlichaam opvatten. Is het niet wonderlijk, dat wij onze horoscoop als een zielenfirmament letterlijk met ons meedragen?! Ik herinner mij op dit punt, dat reeds Reichenbach melding maakte van het feit dat de menselijke aura door twaalf kleurige zones omgeven wordt, wat het beeld van Prantl lijkt te onderstrepen. Het overigens niet benoemde midden van de horoscoop is hier het bewustzijnscentrum, met daar boven de ruimte van het bewustzijn van de geest en er onder de zetel van het onderbewustzijn. Het overeenstemmende beeld van het hogere zelf in de uiterlijke wereld is hier de zon; de eigenlijke ontwikkelingsrijpheid van de mens is in de horoscoop niet te zien, het meest echter nog, als een soort benadering, in de positie van de maan.
Planetaire relaties
‘Derde en elfde planetaire veld: ‘sextiel’, een afstand van meer dan 45° en minder dan 75°, precieze positie 60°. - Een planeet in het derde veld van een andere of in het derde huis krijgt de mogelijkheid om een ‘verkeersknooppunt’, een middelpunt van betrekkingen en verbindingen naar de aard van de eerste planeet of naar het karakter van het derde huis te worden. - De eerste planeet of de ascendant staat in het elfde veld van de tweede planeet en krijgt ‘zichzelf wegschenkende liefde’ al naargelang de aard van de tweede planeet. Tussen deze twee ontstaat een netwerk (derde veld) van liefdesrelaties (elfde veld), een wederzijds doordringen tot in de uiterste details van het leven.Volgens Prantl staan alle planetaire beginselen steeds met elkaar in een bepaalde betrekkingen, dus niet alleen maar bij nauwkeurige aspecten. Elk van de ons bekende hoofdaspecten heeft bij hem een speelruimte van 15° naar links en naar rechts. Als voorbeeld geef ik u uit zijn boek ‘Astrologie’ de beschrijving van het sextiel. Erg ongewoon is ook zijn stelling, dat planeten zich laten ‘verplanten’ als bomen in een tuin.
Voorbeeld: Mars in het derde veld van Jupiter: De gevechten, uitvallen en veroverende bedoelingen van de eigenaar van het geboortebeeld worden door talrijke inspiraties, intuïtieve inzichten of verstandige adviezen van anderen bevorderd, zeker gesteld. Een goede raadgever in agressieve confrontaties, of hij krijgt daarbij goed advies. Energieke, daadkrachtige mensen schenken de eigenaar van de horoscoop vanwege zijn verstandige inzicht, zijn goedheid, zijn vooruitziende blik hun belangeloze liefde. Belangeloze hulp van energieke daadkrachtige mensen op het gebied van opvoeding, leiding, wereldbeschouwing. Wederzijdse nauwe verbindingen tot een verbintenis van liefde of vriendschap. (Uit ‘Astrologie’ van Max Prantl - Bietigheim 1967.)
Nu komen we bij het laatste station in Prantls leven, het jaar 1957: Saturnus, die in de radix in het 8e huis staat, komt in de progressieve horoscoop (zie hor. 5 en 6) precies op de Desc – het beeld van afscheid nemen, van scheiding en dood. De transiterende Saturnus komt in conjunctie met de radix-Venus, conjunctie Mars progr. (Venus is geboorteheerser, heer van de Asc) – om slechts enkele van de meest markante eruit te lichten.
‘Hij is erg ziek’, schrijft Elisabeth op 1 april 1953 over haar broer Max. 'Nog maar een schim van een mens. Medisch gesproken is zijn lever volkomen verwoest. Hij ontmoet niemand en schrijft ook aan niemand'. Hij wees ieder medische behandeling af. Zijn isolement werd totaal. Toen zijn boek klaar was, zei hij: 'Ik zal niet lang meer hier zijn'. Daarna veranderde zijn wezen elementair.
Max Prantl, die - bij een bescheiden, terughoudend karakter - een soort onaantastbare soevereiniteit uitstraalde, scheen zijn persoonlijkheid te verliezen. Want in 1952 schrijft hij nog eenmaal aan een vriend: 'Wat u 'Michaël' noemt is er allang niet meer; dat is al naar het eeuwige vaderland teruggekeerd'.
Op 21 februari 1957 stierf Max Prantl, de onbekende mysticus, zonder te klagen, ja zonder überhaupt iets te zeggen. Als doodsoorzaak stelde de arts een maagperforatie en buikvliesontsteking vast. Hij stierf op de drempel van het Watermantijdperk, dat on onstuimiger verandert dan enige tijd voordien. Max Prantl werd vierenveertig jaar.
Doodshoroscoop
Wanneer we nu nog naar zijn doodshoroscoop kijken (zie hor. 2), dan wordt met één blik duidelijk dat hier een heel uitzonderlijk leven zijn afsluiting en voleinding kreeg. Wie van u heeft ooit een doodshoroscoop gezien waarin Asc en MC elk met een drakenfiguur in verband staan? Het is het duidelijke beeld van een voleindiger. Asc eind Vissen, Zon in Vissen en in het 12e huis: volkomen ontbinding van alle afhankelijkheden en bindingen, en het opgaan in een andere werkelijkheid. In het bovenpersoonlijke verband van de horoscoop signaleert de Asc op het lentepunt het begin van een nieuw tijdperk. Het MC, dat in iedere horoscoop de betekenis, het einddoel van een persoon of zaak aanduidt, staat precies tussen het Galactische Centrum en de Apex, tussen het centrum van onze Melkweg en het punt waar ons zonnestelsel binnen de galaxie naartoe beweegt – en daarmee zou naar mijn mening zijn leven en werk van centrale, richting gevende betekenis kunnen zijn. De heerser van het MC, Jupiter, staat precies op de Desc, op de JIJ-zijde, en geeft ons het toekomstbeeld van een vrijere, gelukkigere en religieus ingestelde mensheid. Neptunus, eveneens in 7, maakt de grenzen transparant en doet met alles verbonden voelen.
Voor hen die met de Münchner ritmeleer vertrouwd zijn zij nog het 10e septaar aangehaald, dat voor zichzelf spreekt en mijns inziens met niet mis te verstane duidelijkheid laat zien dat Max Prantl werkelijk Michaël of op zijn minst de drager van een michaëlische kracht is geweest. Waarom? Heel in het algemeen kan men van het radix-MC zeggen dat het in de horoscoop opheldering geeft over de betekenis van de mens als geheel, over datgene wat zich tenslotte uitkristalliseert. Al naargelang het teken en het huis kan ik aan de hand daarvan het eindresultaat of het ontwikkelingsdoel begrijpen.
Nu is er een methode om voor elk van de 11 jaren volgend op de geboorte een solaar op te stellen; samen met de radix levert dat 12 afzonderlijke horoscopen op die de afzonderlijke huizen van de radix beschrijven; het eerste solaar, ‘septaar’ genoemd, geeft dus uitsluitsel over het eerste huis, het tweede over het tweede huis, enzovoort. Men noemt ze ‘septaren’, omdat het trillingshoroscopen zijn, een soort ritmische uitvergroting die nauwkeurigere informatie in de tijd over een fase van 7 geeft. In de radix omvat een huis 7 jaar, in een septaar 7 maanden.
Het 10e septaar nu geeft ons uitsluitsel over de betekenis van Prantl. Astrologisch gezien vertegenwoordigt Saturnus en het 10e huis Michaël, de engel met het zwaard – de wachter op de drempel, die het subjectieve van het bovenpersoonlijke scheidt.
In Prantls 10e septaar nu staat Saturnus precies bovenaan het 10e septaarhuis!!! Zeker, we kunnen maar moeilijk bevatten dat in hem een engel naar ons afgedaald zou zijn, maar in het licht van de getoonde horoscopen kunnen we op zijn minst vermoeden wat voor mysterie zich in zijn leven, of liever: dóór dat leven voltrokken kan hebben.
Wie kan inschatten wat hij voor de ontwikkeling van de wereld gepresteerd heeft, ja wie kan überhaupt inschatten wat voor heldendaden van zelfoverwinning hier en daar in het verborgene plaats vinden, absoluut niet spectaculair, ongeweten, maar die vele malen meer bewerkstelligen dan het alledaagse gehakketak van de politiek.
Ik geloof echter dat men zulke mensen nooit recht doet wedervaren, als men ondanks de eventuele afstand niet ook de daarachter liggende menselijke, vriendschappelijke nabijheid, de eenvoud en bescheidenheid verstaat, de opoffering die niets meer voor zichzelf wil. Dat onderscheidt hen van de onechte mystici in ivoren torens en de zogenaamde goeroes, die immers meestal niet de vrijheid van de leerling maar de aanbidding van hun eigen persoon willen.
Ter afsluiting van deze voordracht nog één van de latere brieven van Max Prantl aan zijn vriend dr. Paul Bargehr, waarin zijn vriendschappelijke geest bijzonder fraai tot uitdrukking komt en waarin hij nog eenmaal verantwoording van zijn weg aflegt. Deze brief van 15 augustus 1950 zou aan ieder van ons gericht kunnen zijn:
‘Mijn beste Paul,
Enige tijd geleden schreef ik je: ‘Ik moet nu zwijgen en wachten’. Destijds mocht ik niet méér zeggen. Niemand had zichzelf, zijn diepste wezen kunnen vinden, zolang hij zich aan iets aards vastklampte - en daar hoort ook mijn aardse persoonlijkheid bij. Daarom moest ik allen door te zwijgen en door talloze mislukkingen en aards verkeerde disposities teleurstellen. Ik moest precies zoals Christus zelf een toestand creëren waarin ‘niemand meer wist wat hij met mij aan toe was’, zoals op Witte Donderdag. Ik moest precies zoals Christus van deze aarde weggaan als datgene, wat ik voordien was - in deze tijd schreef ik het vijfde sprookje met de zelfverbranding in de vuurzee - opdat eindelijk allen de mogelijkheid zouden krijgen om zichzelf te vinden en van niets of niemand meer afhankelijk te zijn (‘Als ik niet heenga, kan de Heilige Geest van het ontwaken tot jezelf, overeenkomstig de wil van God, niet naar jullie komen’).
Nu heb je precies als vele anderen die daar rijp voor waren deze weg naar jezelf gevonden. Mijn ‘dwaasheid’ stootte je af en deed je inzien dat inzichtelijk vermogen en geestvermogens jouw innerlijke wezen zijn, van waaruit je wilt en als enige kunt leven. Anderen zullen er andere woorden voor vinden om hun diepste wezen en daarmee hun geloof en hun innerlijk weten aards begrijpelijk te maken. Maar iedereen moet uiteindelijk zelf zijn wezen en het woord daarvoor vinden, anders zou het nog van buitenaf komen en zou hij het niet ten volle kunnen vertrouwen (‘Het rijk der hemelen is binnen in jullie’). Woorden, ook de beste en meest wijze, kunnen er alleen maar naartoe leiden maar zijn het nog niet.
Daarom moest ik het ook afwijzen om een ander dan een negatief programma op te stellen: het vrij-zijn van iedere angst. Wie dat realiseert is in staat zijn diepste wezen te vinden, en dat is nu bij velen gebeurd. Ook in het dagbewustzijn zullen de laatste resten van angst over enige tijd verdwijnen. Er is heel lang voor nodig geweest en het heeft tot op heden de bitterste gevechten gekost om de onzekerheid en onderworpenheid te breken, die volkomen tegen mijn wil in bij allen zonder uitzondering ten opzichte van mij zijn ontstaan. Er waren vele duizenden nederlagen van mijn kant voor nodig, omdat woorden niets hebben geholpen. Daarom is mijn weg als die van Christus: ‘Overwin door volkomen nederlagen’ - want wij willen niets voor onszelf. Als wij iets voor onszelf wilden, zouden we wel een beter bestaansniveau weten te kiezen dan het aardse, dat wij niet meer nodig hebben.
Wat de ‘innerlijke stem’ betreft: sinds jaren hoor ik elke dag duizenden keren de innerlijke stem (in woorden), en ik volg die alleen voor zover het met mijn diepste gevoel overeenstemt. Het is als een zachte fluistering of lichtende glans achter alle woorden, achter al het zichtbare en hoorbare (ik zeg dit alleen als vergelijking). En mijn diepste gevoel leidt mij evenals Christus ertoe om ter wille van alle anderen al mijn vrijheid en vreugde, succes, waardigheid en genegenheid te laten verwoesten. Want ieder succes van mijn kant zou voor alle onvrije wezens een keten geweest zijn die hen tot onvrijheid, tot onderworpenheid zou dwingen.
Ik herinner je aan de vraag van Christus twintig jaar geleden, waar ik je over vertelde: ‘Wil je van ieder aards geluk en van ieder aards succes afzien om je taak volledig te kunnen uitvoeren?’ Ik heb dat toen beaamd, en ter wille van alle anderen heb ik van het atlasgewicht van dat ‘ja’ geen gram geschonken gekregen.
Hartelijke groeten aan jou en alle vrienden!’
Astrologische weergave van het bewustzijnsbeeld
H = hartscentrum (bewustzijnscentrum),
TBB = brug van het dagbewustzijn,
CSK = bovenste zonnekrachtstroom a en b (geestesether) – bewustzijn van de geest,
USK = onderste zonnekrachtstroom a en b (zielenether) – lager bewustzijn,
TK = dierenriem (zonnekrachtvelden),
TBK = kring van het dagbewustzijn,
1-12 = horizonhuizen (velden van het dagbewustzijn),
E = imaginaire lijn van de aardas